Geen BTW-aftrek voor verhuur zonnepaneeldak door eigen OG-maatschap
20 april 2023
Rechtbank Noord-Holland besliste in de volgende procedure dat een man/vrouw-maatschap geen recht had op aftrek van BTW op de bouwkosten van het dak van de echtelijke woning in verband met de verhuur door de maatschap van dit dak voor de exploitatie van zonnepanelen.
Een echtpaar ging op 18 april 2019 een maatschap aan die als doel had het voor het voor gezamenlijke rekening en risico beleggen in onroerende zaken. Op dezelfde dag kocht het echtpaar bouwgrond waarop zij een woning liet bouwen. Vanaf 17 juli 2020 verhuurde de maatschap voor 25 jaar aan de man het dak van de woning voor het plaatsen en exploiteren van niet-geïntegreerde zonnepanelen. Zij kozen voor BTW-belaste verhuur. De huur bedroeg € 135 per jaar. De zonnepanelen waren op diezelfde dag op het dak van de woning geplaatst.
De leverancier van de zonnepanelen reikte hiervoor ten name van beide echtelieden/maten samen een factuur uit van € 13.556. De maatschap verzocht in haar BTW-aangiften om teruggaaf van BTW voor de bouw van het dak en voor de aanschaf en installatie van de zonnepanelen (€ 2.353). De inspecteur vond dat niet geopteerd kon worden voor belaste verhuur en daarom geen recht was op aftrek van voorbelasting. Hij verleende wel teruggaaf van € 2.253 voor de aanschaf en installatie van de zonnepanelen. De maatschap ging in beroep. Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2023:416) besliste dat de verhuur van het dak niet onder dezelfde omstandigheden plaatsvond als doorgaans de verhuur van het dak voor de exploitatie van zonnepanelen plaatsvond. Het dak van de woning werd verhuurd aan één van de maten en de maatschap had verder geen andere (verhuur)activiteiten. Ook de huurprijs van € 135 was geen gebruikelijk vergoeding voor de verhuur van het dak voor de exploitatie van zonnepanelen. De terugverdientijd van de kosten van de bouw van het dak bij zo'n huur was ruim 1.350 jaar, wat er op wees dat geen sprake was van een economische activiteit. De maatschap verrichtte volgens de Rechtbank met betrekking tot de verhuur geen economische prestatie. Dit betekende dat de maatschap geen ondernemer was voor de BTW en daarom ook geen voorbelasting kon aftrekken. De Rechtbank merkte ten overvloede op dat als de maatschap wél een economische activiteit had verricht, sprake was van misbruik van recht. De structuur was alleen opgezet met het oog op belastingvoordeel.