Rentetruc DGA mislukt: voordeel belast als RUOW
08 maart 2010De DGA heeft het voor het zeggen in de BV. Die machtspositie stelt hem in staat om de BV niet alleen voor zakelijke doeleinden te gebruiken, maar ook als verlengstuk voor zijn privéactiviteiten. De vraag is hoe ver de DGA daar mee kan gaan. De belastingrechtspraak biedt vele voorbeelden van grensverkenning op dit punt. Uitgangspunt is dat de DGA zakelijk moet handelen met zijn BV; hun onderlinge transacties moeten qua voorwaarden overeenkomen met wat onafhankelijke derden zouden zijn overeengekomen. Dat lijkt eenvoudiger dan het is: de DGA en zijn BV gaan vaak transacties aan die derden niet – of niet in die mate – met elkaar afsluiten. De rechter moet dan een list gebruiken om de belastingheffing in goede banen te leiden.
Dirk de Groot was DGA van BV X. Die BV beschikte over veel liquide middelen, meer dan zij nodig had voor de bedrijfsvoering. In 2003 leende De Groot € 788.518 van zijn BV, tegen een rente van 2,5%. Dat was de hoogste rente die de BV op haar tegoed bij de bank kon krijgen.
De Groot zette het van de BV geleende geld uit op een internetspaarrekening. Daarop ontving hij een rente van 3,6%. Het rentevoordeel van 1,1% dat hij daarmee behaalde, was volgens De Groot belastingvrij. Hij rekende de internetspaarrekening én de schuld aan zijn BV tot zijn vermogen in box 3; bezitting en schuld vielen tegen elkaar weg en daardoor kwam de belastingheffing uit op nihil.
Volgens de inspecteur behoorde het rentevoordeel wél tot De Groot’s inkomen: hij belastte dat als resultaat uit overige werkzaamheid en subsidiair als loon uit dienstbetrekking.
Rechtbank Den Haag stelde belanghebbende in het gelijk, maar Hof Den Haag besliste anders.
Volgens het Hof moest het rentevoordeel als resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt. Het in- en uitlenen van geld vormde een economische activiteit, en belanghebbende had met deze werkzaamheden voordeel beoogd, én dat voordeel was redelijkerwijs ook te verwachten. Het Hof stelde vast dat er geen sprake kon zijn van een (vermomde) uitdeling van winst: belanghebbende had de € 788.518 op zakelijke grondslag van zijn BV geleend. De BV had haar aandeelhouder niet willen bevoordelen: zij ontving van hem dezelfde rentevergoeding als zij bij een derde (de bank) had kunnen krijgen. Het was belanghebbende die zijn machtspositie in de BV had benut om de overtollige liquide middelen van de BV te lenen onder zodanige voorwaarden dat hij daarmee een rentevoordeel kon behalen.
Commentaar
Deze uitspraak maakt duidelijk dat de DGA zijn machtspositie in de BV niet ongestraft kan gebruiken om daar in privé beter van te worden. Als de BV bij een transactie met de DGA zich bewust een voordeel laat ontgaan ten behoeve van de DGA, dan is er sprake van een uitdeling van winst: de BV moet het ‘gemiste’ voordeel alsnog tot de fiscale winst rekenen, én de DGA ziet datzelfde voordeel bij hem in privé belast worden in box 2. Een dubbele heffing van vennootschapsbelasting en aanmerkelijkbelang-heffing (van maximaal 44,125%) is het resultaat. Handelt de BV bij de transactie met de DGA wél zakelijk, maar de DGA kan dankzij die transactie in privé ‘geheid’ een voordeel behalen, dan is dat voordeel bij de DGA belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Een keus tussen twee kwaden .....